Kwaliteit van het opper­vlak­te­water


Indiendatum: 27 sep. 2023

Vraag: 1. In welke gevallen dient een vergunningsaanvraag voor het lozen op oppervlaktewater ingediend te worden bij het waterschap en in welke gevallen bij de provincie?

Vraag 2. Hoe delen provincies en waterschappen informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?

Vraag 3. Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in provincie Overijssel beleid?

Vraag 4. Op welke nationale wetgeving toetst u?

Vraag 5. Bent u voorbereid op de veranderingen die op het gebied van vergunningverlening voort kunnen komen uit de invoering van de Omgevingswet?

Vraag 6. Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen (stoffen die toxisch en moeilijk afbreekbaar zijn) en het meten hiervan?

Vraag 7. Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven en hoeveel zijn er nu in totaal in gebruik?

Vraag 8. Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen?

Vraag 9. Op hoeveel locaties zijn vergunningen actief waarbij perfluoralkylstoffen (PFAS) in het oppervlaktewater wordt geloosd?

Vraag 10. In welke omvang werd boven de risiconormen voor PFAS geloosd?

Vraag 11. Hoeveel van de vergunningen voor het lozen van PFAS in oppervlaktewater zijn in gebruik binnen 10 km van wingebieden voor drinkwater?

Vraag 12. Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het Rijk doorzoekbare database?

Vraag 13. Bent u het eens met de opmerking van Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW-doelen in 2017 te halen mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent?

Vraag 14. Hoe gaat u het oppervlaktewater en grondwater die gebruikt worden als bron van ons drinkwater voldoende beschermen?

Vraag 15. Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgsbeginsel hierover in acht genomen zou moeten worden?


Antwoord 1: Voor directe lozingen op het hoofdwatersysteem is dat Rijkswaterstaat. Voor de directe lozingen op de regionale wateren het waterschapsbestuur. Voor indirecte lozingen via de riolering zal dit de gemeente of provincie zijn. Gedeputeerde staten (GS) zijn bevoegd gezag voor:

a. alle bedrijven die onder het BRZO 2015 (Besluit risico's zware ongevallen) vallen;

b. alle bedrijven waarin een installatie staat als bedoeld in bijlage I, categorie 4 (chemische industrie), van de Richtlijn industriële emissies (RIE-4-bedrijven). Zie artikel 3.3 lid 1, onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

IPPC-bedrijven GS zijn bevoegd gezag voor een bedrijf:

a. waarin een IPPC-installatie (Integrated Pollution Prevention and Control) staat én

b. waarvoor GS als bevoegd gezag zijn aangewezen in bijlage I van het Bor.

Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan. Alleen dan zijn GS bevoegd gezag voor een IPPC-bedrijf dat geen BRZO-bedrijf of RIE-4 bedrijf is.

Antwoord 2. Lozingsvergunningen worden gepubliceerd in officiële bekendmakingen. Er wordt momenteel niet standaard of landelijk systematisch informatie uitgewisseld tussen overheidsdiensten over lozingsvergunningen. Dit is wettelijk niet vereist, dus dit zal afhangen van de lokale afspraken die daarover tussen diensten zijn gemaakt. Er is ook geen centrale database voor vergunningen.

Binnen Pijler 3 van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel wordt gewerkt aan een betere informatievoorziening en uitwisseling van gegevens waaronder lozingsvergunningen tussen alle VTH partners. Voor inrichtingen waartoe IPPC-installaties behoren, waarbij in veel gevallen de provincie het bevoegd gezag is voor het milieudeel, moet de aanvraag en publicatie van de vergunningen gecoördineerd worden behandeld.

Antwoord 3. De voor de oppervlaktewaterlichamen benodigde vereisten zijn op hoofdlijnen verwerkt in het Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG). Voor de vereisten voor grondwater verwijzen we u naar de provincie.

Antwoord 4. Lozingsvergunningen zijn gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit, de wet milieubeheer, de Waterwet en de KRW. In specifieke gevallen dient ook specifieke wetgeving in acht worden genomen als het ontvangende oppervlaktewater specifieke gebruiksfuncties heeft.

Antwoord 5. Ja, de voorbereidingen zijn in volle gang om per 1 januari 2024 aan de vereisten van de Omgevingswet te voldoen. De lozingsregels die, naar verwachting, per 1 januari 2024 decentraal worden geregeld zijn in de waterschapsverordening opgenomen.

Antwoord 6. Het landelijk beleid rond zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) wordt beschreven in het programmaplan chemische stoffen: https://www.rijksoverheid.nl/d... programmaplan-impulsprogramma-chemische-stoffen-2023-2026. Voor nadere informatie over landelijk beleid zie ook: https://rvs.rivm.nl/onderwerpe... zorgwekkende-stoffen. Waterschappen ondersteunen het landelijke ZZS beleid dat is gericht op minimalisatie door bronaanpak, reductiemaatregelen en continu verbeteren. Daarnaast zetten waterschappen in op Europese verboden en strenge toelatingseisen voor stoffen die aantoonbaar schadelijk zijn voor mens en milieu. Zoals bijvoorbeeld het EU PFAS restrictievoorstel. Waterschappen proberen de landelijke uitgangspunten zoveel mogelijk in hun eigen beleid te implementeren, maar er is geen uniform ZZS beleid voor alle waterschappen opgesteld.

Als bevoegd gezag voor directe lozingen op de regionale wateren, zullen waterschappen kritisch kijken naar ZZS bij vergunningaanvragen van bedrijven om ZZS te mogen lozen. Zij kunnen ook voorwaarden stellen aan vergunningen en/of een vergunning weigeren of intrekken. Op die manier kunnen waterschappen grip houden op schadelijke stoffen die rechtstreeks in het oppervlaktewater terecht komen. Er wordt ten slotte nauw samengewerkt met andere overheden om meer kennis te krijgen over ZZS en handelingsperspectieven.

Antwoord 7. In de periode 2018-2023 zijn er 4 (vier) vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater afgegeven. In totaal hebben wij 16 vergunningen waarbij op het oppervlaktewater wordt geloosd en in gebruik zijn.

Antwoord 8. Het betreft hier 1 (één) vergunning.

Antwoord 9. Op 0 (nul) locaties zijn vergunningen actief waarbij PFAS in het oppervlaktewater wordt geloosd.

Antwoord 10. Op 0 (nul) locaties zijn vergunningen actief waarbij PFAS in het oppervlaktewater wordt geloosd, dus deze vraag is niet van toepassing.

Antwoord 11. Op 0 (nul) locaties zijn vergunningen actief waarbij PFAS in het oppervlaktewater wordt geloosd, dus deze vraag is niet van toepassing.

Antwoord 12. Er bestaat geen landelijke database voor lozingsvergunningen en ook (nog) geen centrale ZZS emissiedatabase voor lozingen op oppervlaktewater. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, zullen ook ZZS emissies op water door bedrijven moeten worden geregistreerd in de zogenaamde landelijke ZZS emissiedatabase.

Antwoord 13. Wij gaan ervan uit dat u hierbij 2027 bedoelt i.p.v. 2017. Uiteraard is de inzet om de KRW doelen zo veel mogelijk te behalen en zetten we alles op alles om de doelen te halen. Waterschappen zijn daarbij ook mede afhankelijk van andere actoren en generiek beleid. De uitzonderingsbepalingen in de KRW zijn er echter niet voor niets en mits goed onderbouwd kunnen die ook juridisch ingezet worden.

Antwoord 14. Bij vergunningverlening, handhaving en monitoring houden we rekening met specifieke functies van het oppervlaktewater zoals drinkwater en zwemwater. Tevens hebben we regulier overleg met de drinkwaterbedrijven en de provincie. Voor het aspect grondwater verwijzen we u naar de provincie.

Antwoord 15. De KRW maakt onderdeel uit van het gemeenschappelijk Europees milieubeleid. In de overwegingen van de richtlijn is dat als volgt verwoord: “Zoals in artikel 174 van het Verdrag wordt bepaald, draagt het beleid van de Gemeenschap op milieugebied bij tot het nastreven van de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu alsmede van een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.” WDODelta onderschrijft dit artikel.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen aan het Dagelijks Bestuur betreffende de bollenteelt in het algemeen en de lelieteelt in het bijzonder.

Lees verder

Schriftelijke vragen visbeleid en vismigratie

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer